L5 : Taal : Schrijven : -c of -s
1. Schrijf het juiste woord in het witte vakje.
3. Kies voor elke zin het juiste woord.
4. Schrijf je een -c of een -s (1) ?
5. Schrijf je een -c of een -s (2) ?
6. Schrijf je een -c of een -s (3) ?
7. Schrijf je een -c of een -s (4) ?
8. Vul de woorden aan met -c of -s.
9. Woorden flitsen met -c als -s (1).
10. Woorden flitsen met -c als -s (2).