Vocabulaire
|
1. Flashcards
2. Flitskaarten (1)
3. Flitskaarten (2)
4. Flitskaarten (3)
5. Flitskaarten (4)
6. Flitskaarten (5)
7. Gravity
8. Klik het juiste antwoord aan (1)
9. Klik het juiste antwoord aan (2)
10. Klik het juiste antwoord aan (3)
11. Klik het juiste antwoord aan (4)
12. Klik het juiste antwoord aan (5)
13. Leren
14. Match
|
15. Schrijven
16. Sleep van rechts naar links (1)
17. Sleep van rechts naar links (2)
18. Sleep van rechts naar links (3)
19. Sleep van rechts naar links (4)
20. Sleep van rechts naar links (5)
21. Spellen
22. Test (1)
23. Test (2)
24. Test (3)
25. Test (4)
26. Test (5)
27. Test (6)
|
Uitdrukkingen
|
Werkwoord aider
|
1. Flashcards
2. Leren
3. Schrijven
4. Spellen
5. Match
6. Gravity
7. Test
|
1. Flashcards
2. Leren
3. Schrijven
4. Spellen
5. Match
6. Gravity
7. Test
|
Werkwoord venir
|
Werkwoord vouloir
|
1. Flashcards
2. Leren
3. Schrijven
4. Spellen
5. Match
6. Gravity
7. Test
|
1. Flashcards
2. Leren
3. Schrijven
4. Spellen
5. Match
6. Gravity
7. Test
|
Werkwoord faire
|
|
1. Flashcards
2. Leren
3. Schrijven
4. Spellen
5. Match
6. Gravity
7. Test
|
|
Oefeningen werkschrift
|
We oefenen 'mijn taalboetiek'. Gebruik de juiste vorm van het werkwoord "faire".
We oefenen 'mijn taalboetiek'. Vul aan met je, tu, il, elle, nous, vous, ils of elles.
We oefenen 'mijn taalboetiek'. Maak de zinnen ontkennend, eerste met ne... pas, daarna met ne... plus.
2. Kopieer.
3. Vul aan met de juiste vorm van het werkwoord "faire".
4. Vul aan met het juiste vraagwoordje.
4. Verbind elke vraag met het juiste antwoord.
|
5. Maak de zinnen ontkennend. Gebruik ne (n')... pas.
6. Maak de zinnen ontkennend. Gebruik ne (n')... plus.
7. Antwoord ontkennend. Gebruik ne (n')... pas.
8. Antwoord ontkennend. Gebruik ne (n')... plus.
9. Beantwoord de vragen ontkennend.
10A. Spelen met de Franse taal. Zoek het tegengestelde.
10B. Spelen met de Franse taal. Schrap de indringer.
|