Vocabulaire
|
1. Flashcards
2. Flitswoorden (1)
3. Flitswoorden (2)
4. Flitswoorden (3)
5. Flitswoorden (4)
6. Flitswoorden (5)
7. Gravity
8. Klik het juiste antwoord aan (1)
9. Klik het juiste antwoord aan (2)
10. Klik het juiste antwoord aan (3)
11. Klik het juiste antwoord aan (4)
12. Klik het juiste antwoord aan (5)
13. Leren
14. Match
|
15. Schrijven
16. Sleep van rechts naar links (1)
17. Sleep van rechts naar links (2)
18. Sleep van rechts naar links (3)
19. Sleep van rechts naar links (4)
20. Sleep van rechts naar links (5)
21. Spellen
22. Test (1)
23. Test (2)
24. Test (3)
25. Test (4)
26. Test (5)
27. Test (6)
|
Uitdrukkingen
|
Werkwoord boire
|
1. Flashcards
2. Leren
3. Schrijven
4. Spellen
5. Match
6. Gravity
7. Test
|
1. Flashcards
2. Leren
3. Schrijven
4. Spellen
5. Match
6. Gravity
7. Test
|
Werkwoord manger
|
Werkwoord partir
|
1. Flashcards
2. Leren
3. Schrijven
4. Spellen
5. Match
6. Gravity
7. Test
|
1. Flashcards
2. Leren
3. Schrijven
4. Spellen
5. Match
6. Gravity
7. Test
|
Werkwoord passer
|
Werkwoord prendre
|
1. Flashcards
2. Leren
3. Schrijven
4. Spellen
5. Match
6. Gravity
7. Test
|
1. Flashcards
2. Leren
3. Schrijven
4. Spellen
5. Match
6. Gravity
7. Test
|
Oefeningen werkschrift
|
We oefenen 'mijn taalboetiek'. Zeg dat het zo dadelijk gebeurt.
We oefenen 'mijn taalboetiek'. Vul aan met "tu" of "vous" + de juiste vorm van het werkwoord "aller".
We oefenen 'mijn taalboetiek'. Trois repas par jour.
1. Kopieer.
2. Klik op de passende woorden.
|
3. Noteer het uur onder elk horloge.
4. Vul aan met de juiste vorm van het werkwoord "aller".
5. Zet de zinnen in de nabije toekomst.
6. Vul aan met "tu" of "vous" alsook met de juiste werkwoordsvorm.
7. Vul aan met de onderstaande woordjes.
|